Papa zit op de bank. Marit zit op schoot. Ze bekijken samen een boekje. ‘Kijk, een haan’, zegt papa, ‘de haan zegt ‘kukelekuuuu’. Papa kraait wel drie keer. Marit kijkt naar hem en lacht. Wat een mooi geluid is dat.
‘En hier hebben we de kip’, zegt papa en hij wijst naar de kip. De kip zegt ‘tok, tok, tok’. Nu kakelt papa voor Marit. Marit vindt het leuk en wil het ook proberen. Ze zegt:‘Bu, bu’. ‘Nee’, zegt papa, een kip zegt ‘tok, tok’’. Maar hoe papa ook kakelt, Marit zegt geen ‘tok’.
Papa leest het hele boekje voor. Hij blaft bij de hond en bromt bij de beer. Dan is het boek uit.
Papa wil het boek wegleggen, maar dan komt Pien erbij zitten. ‘Help je even voorlezen?’ vraagt papa. ‘We doen het boekje gewoon nog een keer’.
Papa wijst naar het schaap. ‘Het schaap zegt miauw, miauw’, zegt hij. ‘Nee!’, roept Pien, ‘het schaap zegt ‘be’’. Ze knikt heftig met haar hoofd, want ze weet het zeker.
Maar papa doet het telkens verkeerd. Bij het varken zegt hij ‘boe’ en bij de poes ‘waf’. Gelukkig weet Pien het goed, anders zou Marit het helemaal verkeerd leren.
‘Kijk’, zegt papa, ‘hier hebben we de haan weer. Zie je wat een mooie kleuren hij heeft? Zijn staart is heel groot. De haan zegt ‘kukelu’. En hier is de kip. De kip is een beetje kleiner en heeft maar één kleur, zie je wel? De kip is de mevrouw en de haan is de man.’
Pien kijkt eens goed. ‘De haan is heel anders’, zegt ze dan. ‘Dat klopt’, zegt papa. ‘Dat is wel vaker zo, dan is het mannetje anders dan het vrouwtje.’
Marit is het een beetje zat, papa maakt helemaal geen leuke geluiden meer. Marit kijkt naar buiten en wijst ‘da, da!’ Papa kijkt ook naar buiten. ‘O, kijk’, zegt hij, ‘daar is de merel’. Op het gras hipt een bruine vogel en hij pikt wat van de grond.
‘Nee’, roept Pien, ‘de merel is zwart!’. Ze loopt naar haar speeltafel en pakt de kleurplaat. ‘Kijk’, wijst ze. Papa ziet het, de merel van Pien is zwart met een geel. ‘De vogel buiten is bruin’, zegt Pien als ze naar de vogel in de tuin kijkt.
Papa lacht. ‘Wat ben jij knap’, zegt hij tegen Pien. ‘Dat heb je goed gezien. De zwarte merel is de man, die staat op de kleurplaat. Buiten op het gras is de vrouw. Mevrouw merel is bruin, zie je wel?’
Samen kijken ze nog even naar de merel op het gras. Dan vliegt de vogel weg. ‘Weet je wat?’, vraagt papa, ‘ik print nog een kleurplaat voor je uit. Deze is van de vrouwtjesmerel. Die kun je mooi bruin kleuren’. Pien knikt. Dat is een goed idee.
Als de kleurplaat klaar is, pakt papa plakband en hangt hij meneer en mevrouw merel naast elkaar op de deur van de keuken.