7. Sport

ISK 7 - Sport

Klas 1B gaat naar de gymzaal.
Daar is meneer Vrieskoop.
Meneer Vrieskoop geeft sport.

Welkom, zegt hij.
Doe maar gauw je sportkleren aan.
De kinderen gaan naar de kleedkamer.
Ze doen een sportbroek aan.
En een sportshirt en sportschoenen.

Maar Sarah gaat niet naar de kleedkamer.
Meneer Vrieskoop zegt: Sarah, trek jij ook sportkleren aan?
Sarah kijkt naar de grond en zegt zacht: nee.
Waarom niet? vraagt meneer Vrieskoop.
Heb je geen sportkleren?
Sarah schudt haar hoofd.
Zij heeft geen sportkleren.
Meneer Vrieskoop vraagt: Heb jij thuis wel sportkleren?
Sarah kijkt naar de grond en schudt haar hoofd.
Nee, Sarah heeft geen sportkleren.

Meneer Vrieskoop weet dat er niet veel geld is.
En sportkleren zijn duur.
Kom maar, zegt hij.
Ik heb in de kast nog wat kleren.
Ze zijn niet nieuw, maar ze zijn wel schoon.
In de kast is een blauwe sportbroek.
En een rood sportshirt.
Sarah vindt het shirt mooi.
Er liggen ook schoenen.
Sommige schoenen zijn te groot.
Andere schoenen zijn te klein.
Er zijn ook witte schoenen met zwarte rand.
Die zijn wel goed.

Nu heeft Sarah ook sportkleren.
Ze lacht.
Ga maar gauw je sportkleren aandoen, zegt meneer Vrieskoop.
Die dag gaan ze volleyballen.
En alle kinderen doen mee.
Alleen Amir niet, hij is niet op school.
Waar is Amir?

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *