Het is vrijdag.
Iedereen is op school, alleen Amir is er niet.
Mevrouw Boer is een beetje ongerust.
Wat is er met Amir?
Om half tien komt Amir toch.
Hij gaat snel zitten in de klas.
Maar mevrouw Boer ziet hem.
Ze vraagt: Waarom ben je zo laat?
Maar Amir zegt niets.
Ik praat in de pauze wel even met je, zegt mevrouw Boer.
De bel gaat.
Iedereen gaat naar de kantine.
Maar mevrouw Boer en Amir niet.
Zij gaan praten.
Maar Amir zegt niets.
Hij wil echt wel naar school, maar zijn moeder…. het is zo moeilijk!.
Mevrouw Boer begrijpt niet waarom Amir niet praat.
Ze wordt bijna een beetje boos.
Dan zegt mevrouw Boer.
Wacht maar even, ik ga Jamal halen.
Ik vraag of Jamal komt helpen.
Jamal is een jongen uit 3A.
Hij is al twee jaar in Nederland en kent al goed Nederlands.
Even later komt mevrouw Boer terug, met Jamal.
Ze vraagt: Amir, vertel je aan Jamal wat er is?
Amir vertelt aan Jamal dat zijn moeder ziek is.
En dat zijn vader niet meer leeft.
En dat hij nu voor zijn moeder en zusje moet zorgen.
En dat hij vanmorgen eerst zijn zusje naar school moest brengen.
En dat hij daarom zo laat was.
Jamal knikt.
Hij begrijpt dat het lastig is voor Amir.
En hij vertelt alles aan mevrouw Boer.
Nu begrijpt mevrouw Boer wat er is.
Ze slaat een arm om Amir en zegt: Wat erg dat je moeder ziek is.
Dit kan zo niet.
Je kunt niet zelf leren en voor je moeder zorgen.
We gaan je helpen!