8. De moeder van Amir

ISK 8 - De moeder van Amir

Het is donderdag.
Iedereen gaat naar school.
Alleen Amir niet, hij is thuis.

Amir is in de kamer.
Hij helpt zijn zusje Nisa.
Nisa is zes jaar.
Amir maakt eten voor Nisa.
Dan pakt hij haar tas.
In de tas doet hij eten en drinken.
Daarna brengt hij Nisa naar school.

Amir moet ook naar school.
Want Amir zit in klas 1B van de ISK.
Amir wil ook wel naar school.
Hij wil leren voor zijn toekomst.
Maar Amir moet ook zijn moeder helpen.

De moeder van Amir is ziek.
Ze heeft geen pijn en ze heeft ook geen koorts.
Maar de moeder van Amir is verdrietig.
Ze kan alleen maar denken aan vroeger.
Aan alle erge dingen.
Aan de oorlog en aan mensen die dood zijn en aan ….
De moeder van Amir zit op de bank.
Ze zegt niets en ze doet niets.
Ze heeft haar hoofd naar beneden.
En de gordijnen moeten dicht.
Nu moet Amir voor zijn zusje zorgen.
En voor zijn moeder.
Daarom kan Amir niet naar school.

Om 16.00 uur wordt Amir gebeld.
Het is mevrouw Boer.
Mevrouw Boer vraagt: Amir, waarom ben je niet op school?
Amir kan het niet goed zeggen.
Hoe moet hij uitleggen wat er met zijn moeder is?
Amir zegt: Eh…, ik weet het niet.

Mevrouw Boer zegt: Morgen moet je wel op school komen!
‘Ja’, zegt Amir zachtjes.
En ‘dag’, dan legt hij de telefoon weg.
Hoe moet dat morgen?
Hij moet naar school en hij moet voor zijn moeder en zusje zorgen.
Amir weet niet hoe dat moet.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *