Jonne tekent een poppetje. Opeens knipoogt het naar hem. Even later zegt het zacht: Hallo, ik ben Kopper. En wie ben jij?
Kopper komt los van het papier en beleeft de meest spannende avonturen!

Doe- en knutseltips bij Kopper

Jonne zit te tekenen. Eerst maakt hij een groot rond, dat is het hoofd. Dan tekent hij er twee rondjes binnenin. Jonne gaat wel drie keer over de lijnen, zodat je ze heel goed kunt zien. Dat zijn de ogen. In het midden zet hij twee stippen. Nu kijkt het hoofd je echt aan. Het wordt mooi! 

Jonne kijkt eens goed. Ineens knippert één van de ogen. Het lijkt alsof hij een knipoogje geeft. ‘Het oog kijkt!’, roept Jonne en hij wipt op zijn stoel op en neer. Mama komt kijken. Ze aait hem even over zijn hoofd. ‘Mooi’, zegt ze, ‘een hoofd met twee ogen’. Dan loopt mama naar het aanrecht. ‘Ik ga gauw de rijst koken’, zegt ze. ‘Teken maar mooi verder’. 

Maar Jonne hoort het niet. Hij kijkt naar de twee ogen. De stipjes in het midden kijken scheel naar binnen, naar het puntje van de n…. O, hij is helemaal vergeten een neus te tekenen! Gauw tekent hij middenin het hoofd een neus en dan gelijk ook maar een mond. Het is een klein mondje. De mond fluistert: ‘Hoi, wie ben jij?’ Het is zo zachtjes, dat Jonne niets hoort. 

Hij is druk bezig om armen en benen te tekenen. Dan is het poppetje klaar. De mond fluistert weer: Hallo, ik ben Kopper. En jij, wie ben jij?

Deze keer hoort Jonne wel, dat het poppetje iets zegt, maar wat zegt hij? Jonne houdt zijn oor vlak bij het papier en dan hoort hij: ‘Ik ben Kopper, en jij?’
‘Ik ben Jonne’, fluistert hij. 

Op dat moment loopt mama langs. Ze ziet Jonne met zijn hoofd bijna op het papier liggen. ‘Ben je moe?’ vraagt ze. ‘Kom, dan gaan we tafel dekken. Het eten is bijna klaar’. Jonne pakt zijn tekening en wil hem laten zien, maar mama zegt: ‘Ik heb nu even geen tijd, straks hangen we hem wel op de kastdeur. Leg jij de onderzetters maar op tafel. Volgens mij hoor ik papa ook thuiskomen.’

Even later zitten papa en mama en Jonne samen te eten. Op de speeltafel ligt het papier met de tekening van Jonne. Het lijkt net alsof het papier beweegt. Wat gebeurt daar?

De tekening van Jonne ligt op de speeltafel. Er staat een poppetje op. Maar wat gebeurt er nu? Dat is gek! Het lijkt alsof het poppetje beweegt. Hij trekt en trekt aan één been en ineens schiet het los van het papier. Het poppetje zwaait en trapt even met dat been. Dan gaat hij aan zijn andere been trekken. Niet lang daarna schiet ook dat been los van het papier en ligt Kopper met twee benen in de lucht te spartelen. Wat een raar gezicht.

Maar Kopper wil meer. Hij begint aan één arm te draaien en te wringen om hem los te krijgen. Dat gaat veel moeilijker, maar het lukt toch en ook de andere arm schiet na een poosje los. Daar ligt Kopper. Zijn hoofd zit nog vast, maar zijn armen en benen zwaaien heen en weer. Nog even en hij is helemaal los.
Dan hoort hij mama zeggen: ‘Heeft iedereen genoeg gehad? Dan breng ik even de pannen naar de keuken en haal ik het toetje. Willen jullie vla of yoghurt?’

Kopper schrikt. Niemand mag zien dat zijn benen en armen los zijn. Heel snel gaat hij stijf recht liggen.

Mama loopt langs de speeltafel. Eerst heeft ze haar armen vol borden. Dan komt ze nog een keer langs met de pannen. Uit de koelkast pakt ze het pak yoghurt en uit de kast drie schaaltjes. Dan komt papa eraan. ‘Volgens mij hebben we nog lekkere kersensaus’, zegt hij. ‘Zullen we die op de yoghurt doen?’ Papa pakt de saus uit de koelkast. Als hij langs de speeltafel loopt ziet hij de tekening. Papa pakt hem op en neemt hem mee naar tafel.

‘Heb jij die gemaakt?’ vraagt hij aan Jonne. Die knikt. Papa vindt de tekening heel mooi. Hij strijkt over het papier om het glad te maken. ‘Au!’ roept Kopper, ‘niet doen!’, maar dat hoort niemand, want mama schuift juist haar stoel naar achteren. Ze zegt: ‘Ik vind het zo’n mooie tekening, we hangen hem op de kast.
Papa zoekt tape en een schaar en even later hangt de tekening op de kastdeur. En daar hangt Kopper nu. Hij houdt zijn armen en benen heel stijf en kijkt een beetje treurig, maar dat ziet niemand. 

Papa en mama doen nog een spelletje met Jonne en dan moet hij naar bed. Als ze alledrie boven zijn, begint het papier op de kast te bewegen. Of eigenlijk is het niet het papier dat beweegt, maar Kopper! Hij maait met zijn armen en benen heen en weer. Eerst gebeurt er niets, maar dan zwaait hij zijn benen tegelijk omhoog. Heel even wipt komt de onderrand van zijn hoofd los. Daarna zwaait hij zijn armen en benen zoveel mogelijk naar links en naar rechts. Ook zijn zijkanten komen los van het papier. Kopper geeft nog een grote zwieper omhoog en dan rolt hij van het papier af op de grond. Plok! Au! 

Kopper kreunt een beetje en slaat zijn armen en benen voor zijn hoofd. Hij is net een zielig wit balletje.

Dan springt poes uit de vensterbank. Ze heeft de hele middag liggen slapen en wil wat water drinken uit haar bakje. Maar wat ligt daar op de grond? Wat een rare bal is dat.

Poes loopt naar het balletje toe en draait er wat om heen. Met zijn poot duwt hij er tegen en dan rolt het balletje een eindje verder. Hé, dat is leuk. Poes doet het nog een keer, maar dan wat harder. ‘Nee!’ roept Kopper, ‘niet doen, ik ben het, Kopper’. Maar daar trekt poes zich niets van aan.

Hij snuffelt aan dat leuke balletje. Kopper houdt zijn adem in. Wat gaat poes doen? Ze gaat hem toch niet opeten? 

Poes steekt zijn tongetje uit om het balletje te likken. Zou het lekker smaken? Dan trapt Kopper met zijn benen keihard tegen de tong van poes. ‘Mau-au-auw! roept poes. Hij vliegt door de kamer, terug naar de vensterbank. Hij gaat straks wel wat drinken.

Boven leest papa een verhaaltje voor aan Jonne. Ineens horen ze beneden poes heel hard hard ‘mauw!’ zeggen. Wat raar, zo mauwt de poes nooit. Wat zou er zijn? Mama gaat naar beneden om te kijken. Als ze terug is, zegt ze: ‘Er is niets hoor, Poes lag gewoon in de vensterbank te slapen’.
Op de keukenvloer kijkt Kopper wat rond. Eindelijk, het is rustig. Hij kan op ontdekkingstocht. Maar hoe moet dat? Hij heeft nog nooit los rondgelopen.

Kopper ligt op de keukenvloer en slaat zijn armen en benen voor zijn hoofd. Dan ademt hij diep in en doet zijn hoofd naar voren. Gelijk rolt hij een stukje verder op de vloer. Hé, dat gaat leuk. Hij doet het nog een keer. En nog een keer. Hij rolt steeds verder en het gaat ook steeds harder.
Dan probeert hij iets nieuws. Hij doet zijn hoofd niet alleen naar voren, maar draait ook gelijk met zijn ogen. Daar rolt hij alweer weg, maar deze keer gaat het in een bochtje. Zo rolt Kopper als een bal heen en weer over de vloer.

Maar dan rolt Kopper in het hoekje bij de prullenbak en hoe hij ook probeert, wegrollen lukt niet. Hij zit klem in de hoek.

Klopper steekt zijn armen en benen uit en zwiept zijn hoofd naar voren. En kijk, nu staat hij op zijn benen! Dat lukt wel. Voorzichtig doet hij een paar stapjes. Dat gaat wel langzaam. Zou hij ook kunnen springen? Hop, daar gaat hij. Springen gaat veel beter dan lopen. 
Kopper springt en springt. Hij lijkt wel een stuiterbal, zo gaat hij op en neer. Hij springt boven op de prullenbak en weer op de grond. Dan op de speeltafel en daarna door naar de koelkast. Hop, daar staat hij al. Oops, dat is wel heel hoog. Kopper staat op het randje en kijkt naar beneden. Hoe komt hij hier weer af? Even aarzelt hij. Dan doet hij zijn handen voor zijn ogen en springt.
Boink, boink, boink. Kopper stuitert twee keer terug, maar steeds minder ver. Bij de laatste stuiter gaat het een beetje scheef. Als hij naar beneden komt ziet hij een bak water onder zich. Op het randje staat ‘poes’, maar Kopper heeft geen tijd het te lezen. Met een plons komt hij in het water terecht.

Kopper wordt helemaal nat en dat vindt hij niet leuk. Hij spartelt hard met zijn armen en benen. De druppels vliegen door de keuken, maar hij komt niet uit de waterbak van poes. ‘Help’, roept Kopper. Maar niemand hoort hem.

Het is stil in huis. Papa, mama en Jonne slapen. In de vensterbank ligt poes, hij slaapt ook. Soms hoor je prrt, prrt, net alsof er een motortje binnenin poes zit. Dan ligt poes te dromen.

Als je goed luistert, hoor je nog iets. Iemand roept zachtjes ‘help, help, ik lig in het water’. En je hoort ook gespetter. Kopper ligt nog steeds te spartelen in de drinkbak van poes, maar het lukt hem niet eruit te komen. Hij wordt zo moe.
In het hoekje achter de prullenbak is vlak bij de grond een gat. Daar zit een gaatje in de plint. Uit dat gat steekt een grijs puntje met wat snorharen. ‘Snif, snif’, doet het. Dan hoor je ook een stemmetje. Piep, wat ruik ik?’ Ik word er zenuwachtig van, piep-piep. Dit heb ik nog nooit geroken. Wat zou het zijn?’

Voorzichtig komt een muis uit het holletje. Hij snuft met zijn neus en piept: ‘Ik weet niet wat ik ruik. Het is niet poes, maar wat wel?’ Muis rent zenuwachtig over de vloer heen en weer en loopt vlak langs de drinkbak van poes. 

In de drinkbak ligt Kopper te spetteren. Het gaat zo hard dat er druppels op muis vallen. Muis schrikt ervan en rent terug naar zijn hol achter de prullenbak. ‘Piep-piep!’ Gelukkig, hij is veilig. Maar wat gebeurde er, werd hij natgespetterd? Wie deed dat?

Muis snapt er niets van. Voorzichtig loopt hij naar de drinkpak van poes en ruikt. Ja, daar is iemand! Hij klimt op de rand. 

Klopper ligt in het water te spartelen. Hij ziet muis. ‘Help’, zegt hij zacht, ‘ik kom er niet uit’. Muis heeft een goed idee. Hij zegt: Ik draai me om en zwaai mijn staart naar je toe. Grijp hem stevig vast, dan trek ik je eruit.

En zo doen ze het. Klopper grijpt de staart vast en muis trekt en trekt. Dan staat Klopper op de rand van de drinkbak. Er vallen nog wat druppels van hem af, maar hij is zo blij! ‘Dankjewel’, zegt hij zachtjes. ‘Geen probleem’, zegt muis, ‘maar wie of wat ben jij eigenlijk?’

Muis kijkt naar het balletje met uitsteeksels naast hem en hij is zo nieuwsgierig. Wat is dat toch, wat hij uit het water heeft getrokken? Het lijkt een grote knikker, maar hij kan ook praten en spartelen. 

‘Kun jij ruiken?’ vraagt hij en hij doet het gelijk even voor. Hij steekt zijn neus in de lucht: ‘Snif, snif’. ‘Ik ruik van alles’, zegt hij dan, ‘ruik jij dat ook? Ze hebben vandaag rijst gegeten. Dan ga ik altijd even onder de tafel kijken, want ik houd van rijst. Kom, dan gaan we snoepen.’

Muis rent naar de tafel. Kopper kijkt hem na. Zal hij meegaan? Hij slaat zijn armen en benen voor zijn hoofd, buigt naar voren en rolt muis achterna. Muis kijkt achterom. Gaat dat ding met hem mee? Ja, maar wat loopt hij raar. Hij gebruikt zijn pootjes helemaal niet. 

Als Kopper bij muis is, gaan ze samen rijst eten. Er liggen veel korrels op de grond, meer dan genoeg voor allebei. Met volle mond zegt muis: ‘Lekker veel. Dat komt door het kind Jonne. Hij is nog maar klein en kan bijna niets. Hij knoeit altijd. Maar dat vind ik niet erg’. Muis lacht en propt nog wat rijst in zijn mond.

Kopper denkt na. Kan Jonne bijna niets? Hij kan toch heel goed tekenen? Hij wil juist wat zeggen, maar muis zegt: ‘Kom we gaan spelen’. Hij geeft Kopper een duw, zodat die opzij rolt. Dan geeft hij nog een duw en Kopper rolt weer verder. Muis vindt het een leuk spelletje, maar Kopper wordt boos. ‘Stop!’, roept hij. Hij steekt zijn benen uit en komt overeind. Als hij staat is hij net iets groter dan muis. Als muis hem weer een duw wil geven, springt hij omhoog. Het is een grote sprong en Kopper springt over muis heen.

Muis staat verbaasd stil. Waar is die leuke bal gebleven? Dan hoort hij zachtjes lachen en draait zich om. Daar staat Kopper, recht overeind. ‘Kun jij je poten toch gebruiken?’ vraagt muis? Ben jij dan geen knikker?’ ‘Nee’, zegt Kopper zacht.
‘Wat ben jij dan?’, vraagt muis. ‘En waarom praat je zo zacht?’

Kopper is gaan zitten en muis zit naast hem. Kopper vertelt hoe het is gegaan. Hij werd langzaam wakker en voelde zijn hoofd kriebelen. Toen hij kon kijken, zag hij het hoofd van een jongetje. ‘O, dat was Jonne natuurlijk’, reageert muis.

Kopper zag dat Jonne in zijn hand een soort stok had, en daaruit kwamen zijn benen en armen. Muis moet even nadenken. Wat bedoelt Kopper toch? Hij snapt het niet zo goed. Dan begint hij ineens te lachen. ‘Bedoel je dat Jonne jou getekend heeft?’

Kopper weet het niet zo goed. Hij vertelt wel dat hij eerst op tafel lag en dat het papier waar hij op was op de kast werd gehangen. Ze kijken allebei naar de kast. Daar hangt een wit papier. Er zit geen tekening meer op.

Muis kijkt verbaasd naar Kopper. ‘Het is dus waar’, zegt hij. ‘Je was eerst een tekening, maar je bent uit het papier gekropen’. Kopper knikt. Dat klopt. 

‘Het ging heel lastig’, zegt hij, ‘want ik zat heel goed vast. En toen viel ik op de grond.’ Kopper vertelt van het rollen over de grond. En over de poes die hem wilde likken en hij kijkt heel vies. ‘Ik was bang, hij ging me bijna opeten’, fluistert Kopper. Dan zijn ze allebei even stil, want Muis is ook bang voor de poes.

Op dat moment horen Kopper en Muis achter zich een plof. Kopper draait zich met een ruk om. Hij draait zo hard, dat hij gelijk wegrolt over de vloer. Onder de kast stopt hij en kijkt naar muis. Die heeft zich ook omgedraaid om te zien waar die plof vandaan komt. En dan schrikt hij zo. ‘Iek!!!’, piept hij. Over de vloer komt poes dichterbij.

Poes lag lekker te slapen op de vensterbank. Maar dan wordt hij wakker. Hij heeft honger en ook nog steeds dorst. Poes doet zijn ogen open en kijkt rond. Onder de keukentafel ziet hij wat rijstkorrels liggen van het avondeten. Die kan hij wel even opeten. Hij springt met een sprongetje van de vensterbank op de grond. ‘Plof’. 

Poes kijkt eens goed. Wat ligt daar nog meer op de grond? Dat is dat rare witte balletje. Poes voelt even aan zijn tong. Die doet nog steeds een beetje pijn. En wie zit daar naast dat balletje? De ogen van poes gaan glimmen.

Hij ziet muis… Muis ziet poes ook. ‘Iek, piept hij. Poes duikt naar de grond en begint naar muis toe te sluipen. Je hoort hem niet en je ziet bijna niet dat hij beweegt, maar poes komt wel steeds dichterbij. En ondertussen kijkt hij de hele tijd naar muis. En muis kijkt terug. Hij is zo bang, dat hij niets meer kan. Hij wacht alleen tot poes bij hem is en dan…

Onder de kast zit Kopper en hij ziet alles. Gaat poes muis pakken? En opeten? Maar muis is zijn vriend. Hij heeft hem immers uit de waterbak getrokken. Misschien kan Kopper helpen. Maar durft hij dat? Kopper is zelf ook bang voor poes. 

Dan knippert Kopper twee keer met zijn ogen en zegt tegen zichzelf: Kom op, wees dapper, het moet! Hij slaat zijn armen en benen voor zijn hoofd en rolt tot vlak bij poes. Die merkt niets, poes kijkt alleen maar naar muis. 

Kopper kan muis nu niet meer zien, want hij zit achter de rug van poes.
Kopper steekt zijn benen uit en hop, daar staat hij. Nu kan hij muis nog steeds niet zien, want de dikke rug van poes zit ertussen.
Poes heeft niet door dat Kopper achter hem is. En muis merkt ook niets, die kijkt alleen maar heel bang naar poes. 

Kopper springt met een reuzensprong omhoog. Hij komt hoger dan de rug van poes en ziet muis. Muis kijkt bang naar poes. Waarom gaat hij niet weg? ‘Rennen!’ roept Kopper. 

Muis kijkt omhoog. Wat komt daar achter de rug van poes vandaan? Is dat Kopper? Muis wordt een beetje blij.
Poes merkt dat muis omhoog kijkt en draait zich om. Wie zit daar achter hem?’

 

Poes draait zich om en ziet Kopper achter zich. Wat doet dat nare balletje? Poes wordt boos. Hij blaast en slaat met zijn poot naar Kopper.
Muis zat de hele tijd doodsbang te kijken naar poes die zo dichtbij kwam. Van angst kon hij niet meer wegrennen. Maar nu ziet hij ineens Kopper achter poes omhoog komen. Hij hoort hem iets roepen en ziet dat poes zich omdraait. Razendsnel gaat muis er vandoor. 

Rrrt, onder de kast, om de poot heen, voor de prullenbak langs, naar het hoekje met het gat. Daar duikt muis zijn holletje in. Hijgend staat hij stil. Gelukkig. Hij is veilig.

En Kopper? Kopper springt omhoog en ziet dat poes omdraait. Poes slaat met zijn poot naar hem en blaast van boosheid. Kopper komt juist weer naar beneden, vlakbij poes. Maar Kopper springt gelijk weer omhoog, deze keer een beetje scheef. Met een grote sprong komt hij over poes heen aan de andere kant van poes op de grond. 

Gelijk springt hij weer omhoog, nu komt hij vlak naast de staart van poes op de grond. En weer gaat hij omhoog. Zo gaat het door. Kopper springt en springt, elke keer weer. Het gaat zo snel. Poes moet telkens kijken waar dat witte balletje nu weer is. Elke keer draait poes zich om, maar als hij denkt Kopper te kunnen pakken, is die alweer weg. 

Dan wordt Kopper moe. Hij kijkt om zich heen en neemt een extra grote sprong tot bovenop de koelkast. Daar blijft hij staan. 

Voorzichtig kijkt Kopper over het randje naar beneden. Daar zit poes. En poes kijkt omhoog. Als poes Kopper ziet, gaat hij rustig zitten. En hij blijft de hele tijd omhoog kijken. Af en toe zwaait hij met zijn staart. Verder gebeurt er niets. Maar hoe komt Kopper nu van de koelkast af?

In het holletje achter de prullenbak zit muis. Gelukkig heeft poes hem niet te pakken gekregen en wat fijn dat Kopper hem heeft geholpen. Kopper? Waar zou die nu zijn? Poes heeft hem toch niet te pakken gekregen?

Muis wordt een beetje ongerust en bang. Voorzichtig steekt hij zijn neus uit zijn holletje. Hij ruikt vooral heel veel poes en hij duikt terug. Maar dan moet hij weer aan Kopper denken. Hoe zou het met hem zijn? Muis steekt nog een keer zijn neus uit het hol en dan ook een paar pootjes. Voorzichtig kijkt hij om het hoekje van de prullenbak. Daar zit poes op de grond voor de koelkast. Af en toe zwaait hij met zijn staart. Poes zit doodstil en kijkt de hele tijd naar boven. Muis kijkt ook omhoog.

Daar staat Kopper, bovenop de koelkast. Poes zit gewoon te wachten tot Kopper naar beneden komt. Wat nu?

Stilletjes gaat muis om de prullenbak heen. Als hij bijna bij de kastpoot is, begint hij ineens hard te piepen: Pak me dan! Met een ruk draait poes zich om, maar muis zit al onder de kast en daar kan poes niet komen. 

Kopper wil naar beneden springen, maar poes zit alweer naar hem te kijken. Hij kan nog steeds niet van de koelkast af. 

Dan horen ze boven iemand roepen. Jonne is wakker geworden. Papa loopt er even heen en praat met hem. Als Jonne weer stil is, loopt papa naar beneden om wat melk te drinken. Als papa de koelkast open wil doen, struikelt hij bijna over poes. Papa pakt poes en zet hem in de vensterbank. Hij zegt: ‘Vooruit, ga jij hier eens liggen. Ik val bijna over je’. 

Als papa weer naar boven loopt, springt Kopper van de koelkast af. Via de prullenbak gaat hij naar het hoekje van de keuken. Muis schiet voor de prullenbak langs naar zijn hol. In het hoekje zien ze elkaar. Muis zegt: Kom gauw mee naar binnen in mijn huis. Daar krijgt poes ons niet te pakken.

In het holletje zegt Kopper: Dankjewel dat je me ….. En muis zegt tegelijk: …. dat je me hebt geholpen. Dan moeten ze allebei lachen. In de vensterbank hoort poes het gelach, maar hij doet alsof hij niets merkt. Hij doet zijn ogen dicht en gaat slapen.

Vond je de verhalen van Kopper leuk? Laat een reactie achter via ‘contact’, dan houden we je op de hoogte als er nieuwe avonturen van Kopper verschijnen!

Kopper beleeft nog veel meer avonturen. Wil je daar meer van horen?

Stuur dan een bericht via het contactformulier!